De stelling

Onlangs werd tijdens een bijeenkomst de stelling besproken ‘kansenongelijkheid in het onderwijs is een onoplosbaar gegeven’. Voor en tegenstanders gaven hun mening. Velen hadden de neiging om met een ‘ja’ te antwoorden, terwijl de inhoud van de stelling tegelijk onacceptabel is. Maar aangedragen oplossingen lijken zich op grote afstand van de werkelijkheid te bevinden.
Daarom is het goed om over deze stelling na te denken vanuit de eigen invloedssfeer. Hebben kinderen in het onderwijs, nog specifieker, in het basisonderwijs gelijke kansen? We zijn dan geneigd onmiddellijk ook de sociale context er bij te betrekken. Opnieuw doemt er dan een vraag op. Laten we de inschatting van kansen van kinderen bepalen door de sociale context of geven we alle kinderen dezelfde mogelijkheden.
Natuurlijk zijn we geneigd om op dat laatste volmondig ‘ja’ te zeggen, maar is het ook werkelijk zo?

Visie op leren

Jan Bransen schrijft in zijn boek ‘Gevormd of vervormd’ over het onderwijsbestel in ons land. Zijn visie op leren roept nog weer een andere vraag op. Wanneer hebben kinderen in het basisonderwijs de meeste kansen? Op basis van de gemiddelde praktijk vind ik deze vraag minder moeilijk om te beantwoorden. Het is nog steeds zo dat de meeste waardering van bestuurders en inspecteurs uitgaat naar scholen met hoge opbrengsten. En als we die opbrengsten dan analyseren, dan kunnen we niet anders dan beamen dat er in het onderwijs vooral een beroep gedaan wordt op de cognitieve vaardigheden van leerlingen. Het resultaatgericht onderwijs van de laatste decennia heeft er zelfs toe geleid dat veel kinderen geen gelegenheid meer hebben of krijgen om kennis te maken met andere dan cognitieve vaardigheden.
Muziekscholen en wat meer exclusieve sportmogelijkheden zijn vanwege de kosten niet meer bereikbaar voor kinderen die vanuit de sociale context beperkt worden in de (keuze)mogelijkheden. De vraag om hoogopgeleide banen nam dermate toe, dat de balans is verstoord. Goede vakmensen zijn zeldzaam aan het worden en werkloze academici kom je regelmatig tegen.
De meeste kans lijkt in de school dus voorhanden als een kind beschikt over vooral cognitieve vaardigheden. De kansen in de maatschappij liggen inmiddels gelukkig breder, maar de aansluiting met het onderwijs verloopt daarbij nog moeizaam.

Waardering

Als we iets aan de kansenongelijkheid willen doen dan zullen we moeten beginnen met jonge kinderen kennis te laten maken met de breedte van de maatschappij en ze de kans geven op basis van talenten en interesses keuzes te maken voor zowel (toekomstig) werk als hobby’s. Dat betekent dat vakleerkrachten bewegingsonderwijs en techniek- en muziekdocenten hun intrede zouden moeten doen in de basisschool.
Maar dat betekent ook dat we naast de zogenaamde plusklassen voor cognitief begaafde kinderen gaan werken in klusklassen, waar kinderen met een meer praktische aanleg zich kunnen ontwikkelen op basis van talenten en interesses.
Dat zal een omslag vragen voor de basisscholen en een andere visie vragen voor de samenstelling van de teams, de inrichting van de scholen en de verbinding met de maatschappij.
Daarmee gaan we de kansenongelijkheid in het onderwijs nog niet oplossen, maar het is in ieder geval een forse stap in de goede richting.

Verkiezingen 2021

We gaan een winter tegemoet waarin Nederland zich voorbereid op nieuwe verkiezingen. Elke vier jaar weer een unieke kans om kenbaar te maken wat we belangrijk vinden en tegelijkertijd mensen te vinden die bereid zijn om idealen om te zetten in plannen en uitvoering. Ik ga de partijprogramma’s doorlezen op de thema’s waar ik afgelopen weken over heb geschreven: passend onderwijs, burgerschap en kansenongelijkheid in het onderwijs. Ik hoop dan te kunnen melden dat de toekomst van onze kinderen in het onderwijs goed geborgd is. Helemaal rustig ben ik daar echter niet op…

Gert van Tol/ december 2020

Reageer op dit bericht

Emfusio Onderwijsconsult

T: 06-13147902
E: gvtol@emfusio.nl